Harry Prenger on Serge Gainsbourg’s Jevgeni Sokolov.
Min of meer in de vergetelheid geraakt is het feit dat Serge Gainsbourg in 1980 een bijzonder kleinood op literair gebied publiceerde: een novelle over de schetenkunstenaar Jevgeni Sokolov. Volgens Gainsbourg is het een autobiografiche vertelling over een flatuleuze dandy wiens faam tot internationale hoogten rijkt; mede dankzij zijn vermogen tot het laten van kleurrijke winden. Zijn levensverhaal begint vrij onschuldig: “mijn eerste analiter ten gehore gebracht babygepruttel had absoluut niets verontrustends omdat ik tijdens het ruften bleef knijpen in een piepende speelgoedrat met een verbijsterende grijns op zijn snuit”.
Waarna zich een even hilarische als hartstochtelijke pastiche op de kunstwereld voltrekt. En òf hij schrijven kan monsieur Gainsbourg. Omvangrijk is zijn woordenschat, prachtig en vlot zijn aforismen. Allemaal te lezen in de Nederlandse vertaling uit 2002 verschenen bij de kleine uitgeverij Sea Urchins. Gainsbourg had natuurlijk al langer een fixatie voor het anale. Ooit schreef hij de song Des Vents Des Pets Des Poums (Wind, Scheten, Knallen) en horen we hem aan de schijterij in het reggaenummer Evguénie Sokolov; Gainsbourgs ode aan de anus zullen we maar zeggen.